Welke Gemeenschapseconomie is uit de voorbije twintig jaren te voorschijn gekomen?
Verder lezenDe uitdagingen voor de ontwikkeling en voor de armoede, vanuit het perspectief van de gemeenschap
Verder lezenVoel ook jij je aangesproken door de gemeenschapseconomie?
Heb je een droom om in deze geest een onderneming te starten?
2011 is een goedgevuld jaar geweest, een moeilijk jaar, maar wanneer we terugblikken is er heel wat gebeurd …
Verder lezenWelkom op de website van Solidar cvba. Solidar is de naam van een bedrijvencentrum gelegen te Rotselaar, een coöperatieve vennootschap (cvba) die zichtbaarheid geeft aan het project van de gemeenschapseconomie, een specifieke vorm van solidaire economie.
Welke Gemeenschapseconomie is uit deze algemene vergadering en uit de voorbije twintig jaren te voorschijn gekomen?
Wij komen nu aan het einde van deze algemene vergadering, klaar om samen de tweede fase van São Paulo aan te vatten op de twintigste verjaardag van de Gemeenschapseconomie (G.E.).
Met ons hart vol dankbaarheid kan het nuttig zijn, ons samen af te vragen welke G.E. naar voren gekomen is uit onze werkzaamheden, ervaringen en dialogen, uit zo vele formele en informele momenten tijdens deze feestelijke en genadevolle samenkomst, die we samen opge-bouwd hebben. In deze toespraak ga ik enkele trekken van onze G.E. trachten te schetsen.
Een eerste ontdekking die we samen deden, was een gans nieuw inzicht in de oproepen van Chiara, die hier in dit land en op deze plek leven hebben gegeven aan de G.E. En dat waren grootse oproepen. Dank zij het thema van Alberto en het laatste panel hebben we beter ingezien dat de G.E. de roeping heeft, een algemene visie te geven op het economisch handelen, op de markt, op de verhouding tussen rijkdom en armoede; het is niet louter een voorstel voor een nieuw soort ondernemer en dito onderneming. Ook hebben we begrepen dat vele elementen van deze algemene en ruime visie slechts weinig meer zijn dan wat zaad, maar wij willen dat dit zaad vruchten zou dragen en daarom moet het een boom worden. Wij zijn beter gaan beseffen en begrijpen dat de G.E. ontstaan is uit de kritiek op een verkeerd economisch systeem, dat wolkenkrabbers weet te bouwen maar niet in staat is de honger te stillen van de baby, die daar vlakbij van honger omkomt. De omvorming van bedrijven, van ondernemers en werknemers heeft voor ons slechts zin, als ze vertrekt vanuit onze ergernis over dit ontwikkelingsmodel, dat wij willen veranderen in de richting van meer gemeenschap, broederlijkheid en eenheid.
Tegelijkertijd hebben wij ook begrepen dat er in de G.E. – zij het slechts in een notendop – ook een andere en nieuwe opvatting zit van de ondernemer en een nieuw soort onderneming. Deze ondernemer – zo hebben wij gezien – leeft broederlijk en is in staat tot moeilijke hervor-mingen; hij “produceert taarten” (en schenkt niet enkel “ministukjes taart” aan de “armen”);
hij weet binnen en buiten de G.E. netwerken op te bouwen; hij gelooft in de Voorzienigheid omdat hij Haar elke dag aan het werk kan zien in zijn leven, ook op economisch vlak; hij is niet bang van zijn kwetsbaarheid en van de verwondingen, door zijn relaties veroorzaakt, omdat hij samen met de kwetsuren ook de zegeningen voorvoelt; hij gaat op zoek naar de armen, “de eenzamen”, want hij is ervan overtuigd dat zijn specifieke en meest doelmatige bijdrage tot een meer verenigde en broederlijke wereld erin bestaat, hen in het productiesysteem op te nemen en voor hen werkgelegenheid en welvaart te creëren; hij zoekt daarom nieuwe vormen van governance, van een beheer dat gestalte geeft aan die “nieuwe zakken” voor de “nieuwe wijn” van de G.E.
Wij hebben ook gezien dat we in de loop van deze twintig jaren vele zaken samen beleefd en begrepen hebben, en dat ons project gerijpt is (dankzij o.a. de medewerking van de AMU en een aantal kostbare en baanbrekende ervaringen zoals die in Bolivië); ook hebben we een beter begrip gekregen van wat armoede is, gezien vanuit het standpunt van de gemeenschap. Door het thema van Geneviève, het panel en de vele ervaringen hebben we met nieuwe ogen onze karak-teristieke manier bekeken om de armoede lief te hebben en om te vormen, en om een arme persoon te helpen; we hebben daarbij overwogen hoe belangrijk het is, de persoon te zien in het kader van zijn (familiale, gewestelijke, burgerlijke en politieke …) relaties waaraan hij vastzit, en hoe dringend noodzakelijk het is om nieuwe hulpmiddelen te activeren die beter de weder-kerigheid en minder de unilaterale hulp benadrukken (zoals bijv. bij het microkrediet en de richtinggevende ervaringen van de Bangko Kabajan). Dankzij Vera Araujo zijn we doorgestoten tot de wortel van het begrip ‘persoon’ dat de G.E. voortdrijft en bezielt; het gaat om een persoon die in staat is, gemeenschap te vormen, lief te hebben en zich ‘de cultuur van het geven’ eigen te maken: de homo agapicus.
En zo zou je kunnen en moeten verdergaan en vooral het overvloedige en rijkelijke leven in herinnering brengen, dat uit de vele ervaringen op het podium en in de pauzes, in de business corners en in de persoonlijke gesprekken te voorschijn gekomen is: de G.E. was, is en zal altijd vooral het leven van een volk zijn, een leven dat grondslag, waarheid en profetische kracht geeft aan de woorden die gesproken en geschreven werden; ja, het zouden slechts holle woorden zijn als ze niet ontstaan waren uit dit leven, dat altijd groter is.
Wat zijn dan de uitdagingen die ons te wachten staan, in het licht van de weg die wij in de voorbije twintig jaren en in deze algemene vergadering mochten afleggen, mede dankzij zo vele mannen en vrouwen (op aarde en in de hemel), die in hun dagelijks leven geloof hechtten aan de profetie van Chiara en deze al in geschiedenis omgezet hebben?
Ik ga ervan uit, dat ik sommige zaken die ik ga zeggen al met velen van jullie gedeeld en van hen meegekregen heb; daarom beperk ik mij eenvoudig ertoe, enkele van deze uitdagingen alleen maar te schetsen; daarbij hoop ik niet enkel mijn eigen ideeën uit te drukken, maar ook de tolk te zijn van hen die deze werkelijkheden beleven, betalen en bedenken.
Plaatsen met toekomstmogelijkheden voor de Gemeenschapseconomie
De ondernemers en de creatie van nieuwe rijkdom
Een eerste uitdaging betreft de ondernemingen van de G.E. Het voornaamste objectief dat Chiara 20 jaar geleden aan de G.E. als opdracht meegaf, was niet op de eerste plaats de herverdeling van de rijkdom (geld en productiemiddelen van de ‘rijken’ afnemen om ze aan de ‘armen’ te geven) maar de creatie van nieuwe rijkdom, door personen in moeilijkheden, die in verschillende opzichten benadeeld waren, bij het proces te betrekken: men produceert nieuwe ‘taarten’ i.p.v. de ‘stukjes’ van een reeds voorhanden zijnde taart kleiner te snijden. Want voor iemand die de voordelen van de al gecreëerde rijkdom ontvangt, maar niet onmiddellijk en op een of andere zichtbare en concrete manier aan het productieproces deelneemt, is het heel moeilijk om de hulp niet als paternalistische bijstand te beschouwen.
In de voorbije twintig jaren hebben we stilaan begrepen, ook met vele vergissingen, dat de voornaamste bijdrage van de G.E. om de extreme armoede te verlichten en om een echte gemeenschapseconomie en een sociale wereld op te bouwen, juist de verwezenlijking is van dit objectief dat Chiara voor ogen stond.
Toen zij hier de fameuze ‘bom’ lanceerde, zegde ze: – we hebben het vanmorgen nog herdacht en overwogen – “Wij moeten nieuwe ondernemingen in het leven roepen” en niet: “wij moeten onze ondernemers tot bekering brengen, hen aanzetten tot grotere edelmoedigheid en vrijgevigheid”. Natuurlijk bestaat ook dit tweede aspect (voor de ondernemers en voor ons allen) maar de G.E. is eerst en vooral een winstgevend en geen herverdelend voorstel, hoewel de twee aspecten elkaar niet uitsluiten; want de G.E. herverdeelt rijkdommen door ze op een gans andere, inclusieve, duurzame, broederlijke en billijke manier te creëren, waarbij men op zoek gaat naar een echte deelname, ook van de arbeiders, aan het beheer van de onderneming. Hier wil ik tevens opmerken, hoewel enkel in het voorbijgaan, dat wij ook in onze statistieken de manier moeten herzien waarop wij de winsten van de ondernemingen berekenen; want als het waar is dat de winst in drie verdeeld moet worden en dat gemeenschapszin geen filantropie is, dan is dat ‘derde deel’ dat opnieuw in de onderneming geïnvesteerd wordt om haar te laten groeien en om arbeidsplaatsen te creëren (of dat aan de vennoten en aan de aandeelhouders uitgekeerd wordt als bonus of dividend, dus als juiste en rechtvaardige vergoeding van hun investering), ook gemeenschapseconomie, ook rijkdom die omwille van het algemeen welzijn herverdeeld wordt.
De voorrang van rijkdomcreatie boven herverdeling is een uitdaging die we nog steeds ernstig moeten nemen en ontwikkelen. Want in de voorbije twintig jaren heeft men het ‘geven’ van de ondernemer sterk beklemtoond, en met reden (want het is onontbeerlijk); velen van hen hebben inderdaad veel gegeven en risico’s zonder garantie genomen; ze gaven maar, zelfs als de voorzichtigheid hen aanraadde, reserves aan te leggen. Maar soms werd dit ‘geven’ sterk vereenvoudigd en al te simplistisch omgebogen tot ‘geld geven’ i.p.v. “zijn talenten geven en gunstige gelegenheden en arbeidsplaatsen creëren,…”; zo vergat men, dat de eerste gave van de ondernemer erin bestaat zijn ondernemersroeping in te inzetten: dat is zijn bekwaamheid tot creativiteit, tot probleemoplossing, tot creatie van nieuwe dingen en innovatie, dus zijn ver-mogen om de wereld waarin hij werkt te veranderen.
Dit is een eerste aspect en een belangrijke mijlpaal voor de eerstkomende jaren: we moeten een nieuw seizoen lanceren van geestdrift en creativiteit, van nieuwe ideeën, nieuwe ondernemingen en nieuwe projecten, om de ondernemers, zowel de oude als de nieuwe, en wellicht veel meer gezamenlijk als netwerk, hun juiste plaats te geven als “grensverleggers” die de ontwikkeling en de beschaving vooruit doen gaan, en niet louter edelmoedige filantropen willen zijn. De eerste gave is altijd de gave van het leven, en een ondernemer met gemeenschapszin schenkt zijn leven, ook en vooral door te innoveren en door nieuwe dingen en gunstige gelegenheden met en voor de anderen te creëren.
Rechtstreeks verband met de armoede
Verder is er een tweede overgang naar een nieuw seizoen te maken.
Dit is mijn overtuiging: wil dit nieuwe lanceerseizoen van rijpe creativiteit en kinderlijke geestdrift concreet worden, dan heeft de G.E. vandaag een vitale behoefte aan een rechtstreekse en levendige relatie met de concrete gezichten van de armen en met de werkelijke armoede. We hebben het dezer dagen gezien: de sterkste en meest profetische ervaringen van de voorbije jaren zijn ontstaan bij mensen die leven in een milieu waar de gezichten van de armoede goed waarneembaar zijn en die met de vindingrijkheid van de agapè en van de gemeenschapszin op zoek gaan naar nieuwe oplossingen, waarbij de armen de hoofdrol spelen.
Toen Chiara de G.E. lanceerde, was ze getroffen door de “doornenkroon”, door de armoede in São Paulo en in Brazilië; ze heeft toen de Braziliaanse gemeenschap opgeroepen om wat meer te doen om dat schandaal op te lossen. Toen is Brazilië in gang geschoten: “wij zijn arm maar met velen” zeiden ze; kort daarna zijn het bedrijvencentrum Spartaco en 100 andere ondernemingen ontstaan, omdat de G.E. rechtstreeks en waarneembaar verbonden was met die armoede, waarmee Chiara ons geconfronteerd had. Als de hoofdpersonen in de ondernemingen van de G.E. geen direct contact met de armoede hebben, dan wordt de diepe zin van wat ze doen, met de jaren minder duidelijk. Het volstaat niet in Europa, de V.S. of in de rijkere gebieden van onze landen geld in te zamelen om dat dan weer te gebruiken in armere delen van de wereld of van onze landen. Toegegeven, de gemeenschap van goederen betekent dit ook, en de G.E. heeft ook een wereldwijde en globale roeping; ten aanzien van personen, die ik wel niet zie maar toch als broers en zussen dichtbij voel, roept zij ons zeker op tot deze herverdeling van de rijkdom. Want het gaat om menselijke wezens, en niemand is ons vreemd; velen van hen leven in dezelfde cultuur als wij en ook zij zetten zich in voor de eenheid. Meer nog, ook het demonstreren van een gemeenschap (onze Focolarebeweging) die op wereldvlak in haar schoot het probleem van de behoeftigheid oplost met een gemeenschapseconomie, is per se een grondleggend en vormgevend element van de G.E., gisteren, vandaag en in de toekomst.
Maar nu is het tijd om in een hogere versnelling te treden, en op zoek te gaan naar de nieuwe en oude vormen van armoede, die in alle landen van de wereld aanwezig zijn. Wat gaan we dan doen? Enerzijds moeten we nog duidelijker het contrast aantonen tussen de activiteit van alle ondernemingen wereldwijd en enkele projecten (vooral de belangrijkste en de grootste), die de G.E. vanuit de hele wereld vooruithelpt. Na twintig jaren volstaan de microprojecten op zich niet langer om bij de ondernemers de roeping tot de G.E. levendig te houden; dat is niet voldoende: we moeten meer doen, en directe verbanden leggen tussen de activiteit van de ondernemingen wereldwijd en de projecten die de G.E. vanuit de hele wereld vooruithelpt. De laatste jaren zijn we al enkele stappen in die richting aan het zetten (met ons rapport, onze website, …), maar dat is niet genoeg: de ervaring van Bolivië heeft aangetoond dat wanneer een of andere ondernemer zich vastpint op enkele ontwikkelingsprojecten, alles vooruitgaat: zowel de projecten als de betrokken ondernemingen.
Maar nog dringender is de noodzaak, bij de G.E.-ondernemers van de hele wereld een nieuw seizoen van creativiteit te lanceren vanuit de ontdekking van verschillende vormen van armoede in hun eigen stad, – en die zijn talrijk; er is niet enkel de materiële vorm – ; we moeten steeds meer gezamenlijk en creatief iets doen voor de marginalen van onze steden: we hebben ervaringen gehoord die in die richting gaan, belangrijke en profetische ervaringen met nu al rijke vruchten. Maar we moeten meer doen, ook in onze bedrijvencentra, want dat zijn de mooiste realisaties van de G.E., wezenlijke bestanddelen van ons project. Het is de roeping van de G.E., rijkdom te creëren en te herverdelen om wie uit ons economisch systeem uitgesloten wordt, op te vangen. Onze bedrijvencentra zullen een nieuwe bezieling krijgen zodra die roeping duidelijker wordt in hun alledaagse activiteit, door ook kansarme personen van hun eigen streek op te nemen. Op die manier zijn deze bedrijvencentra een belangrijke bijdrage om de armoede terug te dringen; want toen Chiara vanuit de lucht de wolkenkrabbers en de favelas zag, lanceerde ze geen actie binnen de stad om die armoede van de achterbuurten met liefde terug te dringen, zoals men misschien wel kon verwachten: neen, om deze doornenkroon rondom de stad lief te hebben stelde zij voor, dat er nieuwe bedrijven zouden ontstaan in het Mariapolisstadje, in het bedrijven-centrum aldaar, ver weg van die favelas. Daarom staat de nieuwigheid van onze bedrijvencentra – misschien nog op mysterieuze wijze – ook uitgedrukt in onze stijl en onze weg om de armoede en de miserie van onze steden en van het kapitalisme met liefde terug te dringen; deze weg loopt ook langs nieuwe gemeenschapsondernemingen, die in een netwerk worden samengevoegd.
De G.E. is ontstaan en groeit, omdat een wereld waarin behoeftige personen aan ene kant wonen en schatrijken aan de andere kant, geen “verenigde wereld” kan zijn, - terwijl het ut omnes toch juist de zending van het charisma van de eenheid is en die van de G.E., waaraan Emmaüs ons herinnerd heeft in haar belangrijke inleidende boodschap. Bijgevolg zal de G.E. steeds een bijzondere kijk hebben op de armoede (en op de niet herverdeelde rijkdommen, het-geen een andere vorm van ‘miserie’ is) in alle landen van de wereld; want vanuit dit standpunt is het steeds meer waar, dat wij “de armen altijd bij ons zullen hebben”. En verder, als het charisma van de eenheid, van de broederlijkheid en van de gemeenschap het onze is, dan moeten we onze zorg steeds meer afstemmen op die vormen van armoede (en dat zijn ze bijna allemaal) die ontstaan uit allerlei gebroken, ziekelijke, onrechtvaardige en verkeerde relaties, dus op de een-zaamheid van de armen, maar ook op die van de rijken, die hun bezittingen niet herverdelen.
Een leven voor allen: enkele routes
Hier op deze plaats zijn wij samengekomen, om te vertrekken van de geschiedenis ervan, en de maatschappelijke toestand, de genius loci, de goede geest van deze plek; en die is niet uniek maar ook kenmerkend voor vele andere plaatsen en volkeren. Bij het einde van deze algemene vergadering lijken mij twee andere elementen van onze terugkeer naar hier waar alles begon, bijzonder sterk; ik beschouw ze echt als doorslaggevend voor onze toekomst.
De intuïtie van Chiara werd voor mij zonneklaar bij het bekijken van de video over de “bom” met de verwijzingen naar de muren van het communisme, naar de encycliek ‘Centesimus annus’ en naar het “noch kapitalisme, noch collectivisme” … Toen Chiara de toestand waarnam en dan de G.E. lanceerde, aanzag ze deze als een nieuwe weg voor allen, als een mogelijkheid om de economie en de onderneming op een gans andere wijze te beleven: voor haar vormden de leden van de Beweging (zowel de ondernemers als de armen) slechts de eerste en beslissende basisstap op een weg die vertrok vanuit het hart van de Beweging en die stilaan de Kerk en de Mensheid erbij wil betrekken, in de richting van het ut omnes. Tijdens deze algemene vergadering maar ook steeds meer in allerlei andere samenkomsten in verschillende delen van de wereld (een fundamentele etappe in deze groeiende belangstelling is de recente reis naar Afrika geweest) vertrouwden allerlei personen en ondernemers ons toe dat ze tot de G.E. willen toetreden, omdat ze daarin een nieuwe weg zien voor hun persoon, voor hun onderneming en voor de economie. Van nu af moeten wij op zoek gaan naar iets nieuws (en dezer dagen zijn we er al mee begonnen): we moeten de G.E. op een nieuwe wijze voorstellen en ze omvormen tot een gepast antwoord op die “doornenkroon van de wereld”, zoals Chiara ons in herinnering bracht in haar dagboek van juni 1991 dat onlangs werd teruggevonden.
Want in dat dagboek schreef Chiara, die pas teruggekeerd was uit Brazilië:
“In de voorbije weken heb ik me vaak een afbeelding willen aanschaffen van O.L.V. van Smarten, om naast de Verlaten Jezus te plaatsen die ik in mijn kamer voor mij heb staan. Maar ik wilde een mooie, en zo mogelijk nieuwe afbeelding. Thuisgekomen uit Brazilië, werd dat verlangen nog heviger; ik herinnerde me een Mariabeeld dat Foco me had nagelaten; ik ging het zoeken en heb het gevonden. (…) Maar bij deze intronisatie van Maria in mijn kamer en in mijn hart heeft een nieuwe bijzonderheid mij sterk getroffen: ik merkte op dat deze Moeder van Smarten de doornenkroon van Jezus aan haar hart drukt en met de zoom van haar mantel bedekt: dezelfde doornenkroon die ons in Brazilië voortdurend voor de geest stond, symbool van de armoede en de ellende die er de grote steden omringen, en niet alleen daar. (…) En in dat gebaar van deze Madonna heb ik alles teruggezien wat daarginds gebeurd is: een nieuwe hartstochtelijke liefde voor de armen, want zij zijn de doornen rond het hoofd van Jezus die verwijderd en aan het hart gedrukt moeten worden. Ik ga aan Ginetta en Volo een kopie sturen van die afbeelding van onze Moeder van Smarten ter herinnering aan het “paradijs van ‘91” (zo heten de drie weken verblijf in Brazilië)” (dagboek van 6 juni 1991).
Uit dit dagboekfragment begrijpen we onmiddellijk en duidelijk dat de doornenkroon en de armen symbool staan voor “de armoede en de ellende die de grote steden omringen, en niet alleen daar…” en dat bijgevolg de roeping van de G.E. (die haar humus vindt en haar kloppend hart ontvangt binnen de Focolarebeweging) erop gericht is, heel wat verder te gaan dan deze Beweging, zonder het DNA ervan te verliezen, noch de cultuur van het geven die de ‘nieuwe mensen’ van ons project kenmerkt. Dat is de uitdaging.
Hier ligt ook één van de betekenissen, geloof ik, van dat derde deel van de winst, dat in de vorming van nieuwe mensen geïnvesteerd wordt: vandaag worden wij geroepen om meer dan ooit vormingsprogramma’s op de rails te zetten, zoals we op beperkte schaal al bezig zijn door de Sophia Universiteit in Loppiano te steunen, of nog het Philadelphia-centrum, Nairobi, onze embryonale scholen in Afrika en de cursussen-G.E. in heel wat bisdommen van Italië. Maar we moeten absoluut meer doen; want als de G.E. ertoe geroepen is “de doornenkroon te omarmen”, dan moeten wij een brede actie op het getouw zetten zonder het pit van de cultuur te verliezen die typisch is voor het charisma van de eenheid; daaruit is immers de G.E. ontstaan en daarmee zal ze zich blijven voeden op straffe van een fiasco. Dat is dus nodig om niet te verdwalen of de draad kwijt te geraken en om volop in de eeuwige evangelische logica te leven; zo zal de G.E. de “afspraak met de geschiedenis” niet missen, waarover Chiara in 1992 sprak in verband met de G.E.
Maar wat kan deze ontwikkeling van zaad tot boom (of tenminste tot plantje) concreet betekenen? Ik weet het niet, maar beperk me tot enkele suggesties:
De grote aantrekkingskracht van de moderne tijd
Komen we nu tot een besluit.
Er bestaat een geschrift, een meditatie van Chiara die indertijd op profetische wijze opgesteld werd om o.m. onze ontwikkeling te begeleiden, aangezien ze in een bijbelse wijsheidstaal een soort plan uittekent van al wat wij beleefd hebben, en vooral van al wat we ons voornemen nog te beleven. Hier komt ze:
“Dit is de grote aantrekkingskracht van de moderne tijd:
doordringen tot in de hoogste contemplatie
en midden tussen de mensen blijven,
mens naast mens.
Meer nog: midden in de menigte zijn,
en haar met het goddelijke doordringen,
zoals je een stukje brood onderdompelt in de wijn.
Meer nog:
als deelgenoot aan Gods plannen met de mensheid,
sporen van licht in de menigte weven
en tegelijk met iedere medemens
verachting, honger, tegenslagen en de korte vreugden delen.
Want wat onze tijd, zoals alle tijden, aantrekkelijk maakt,
is het meest menselijke en goddelijke dat denkbaar is,
Jezus en Maria:
het Woord van God, zoon van een timmerman,
en de Zetel van Wijsheid, huismoeder.”
In deze eerste jaren hebben we vooral de eerste fase beleefd (“doordringen tot in de hoogste contemplatie en midden tussen de mensen blijven, mens naast mens”). Zoals ook de powerpoint “op aarde zoals in de hemel” ons duidelijk heeft getoond, is de G.E. echt en onvervalst een weg van hoge contemplatie geweest, en toch zaten we tot over onze oren tussen balansen, contracten, printers, mappen en opbergkasten: al wie zich geroepen voelden tot de G.E., hebben edelmoedig geantwoord en zich op weg begeven; zij hebben een echte ‘contempla-tie’ beleefd en beleven nog steeds een contemplatief leven in de wereld. Dat is een van de grote nieuwigheden die het charisma van de eenheid ingevoerd heeft (zoals ook Alberto ons in herinnering bracht met zijn ervaring op de eerste dag). Het was en is hoge contemplatie in het alledaagse van het leven, en we zouden hier niet zijn, als elk van ons – vooral de ‘oudsten’ – niet tenminste één van die contemplatieve momenten had meegemaakt, waar men de hemel raakt, waar het paradijs werkelijkheid wordt en waar alles echte zin en betekenis krijgt. Evenwel, wij waren verspreid over de wereld, in Milaan, Fortaleza, Parijs, Nairobi en Manila, verloren in de massa, midden tussen de mensen.
Tegelijkertijd zijn we er ook in geslaagd naar een of ander teken te gissen van de tweede fase, die Chiara ons in die schitterende meditatie aanduidt: “Meer nog: midden in de menigte zijn, en haar met het goddelijke doordringen, zoals je een stukje brood onderdompelt in de wijn”. Hier wijst Chiara op “iets meer”: niet alleen “mens naast mens”, maar midden in de menigte zijn, verdwijnen, bijna sterven om de maatschappij en de economie van binnenuit te doordringen en met hen helemaal één te worden (zoals het brood met de wijn). Ik denk dat dit “midden in de menigte zijn” het werk zal zijn dat ons wacht, wanneer het zaad – wil het een boom worden – zich in zekere zin in de menigte moet “verliezen”, niet om zoek te geraken maar om vorm en smaak te geven aan het leven rondom ons.
Op het einde duidt Chiara een derde fase aan, een ander “meer nog”, dat hoewel nog meer profetisch (zoals elke profetie en elk charisma, maar niet utopisch), altijd een reeds is dat een nog niet aanwijst: “Meer nog: als deelgenoot aan Gods plannen met de mensheid, sporen van licht in de menigte weven en tegelijk met iedere medemens verachting, honger, tegenslagen en de korte vreugden delen”. Hier vermoeden wij een licht, een visioen, dat de zin van de ge-schiedenis en de tekenen van de tijd weet aan te geven; ons werk zal erin bestaan, voor velen een lichtende ster, een vuurtoren te zijn, en de zin van het leven, ook het economische dat wij mogen beleven, trachten te begrijpen. De G.E. is dit alles ook al geweest, maar zeker nog te weinig; ze wordt inderdaad gewaardeerd omdat men in haar een licht ziet, een perspectief, een geschenk voor allen. Maar “tegelijk” met vele mensen van onze tijd “verachting, honger, tegenslagen en de korte vreugden delen”. De honger en de vreugden delen van allen, van ons volk, dat feitelijk een Gemeenschapseconomie verlangt en verwacht.
En zij besluit: “Want wat onze tijd, zoals alle tijden, aantrekkelijk maakt, is het meest menselijke en goddelijke dat denkbaar is, Jezus en Maria: het Woord van God, zoon van een tim-merman, en de Zetel van Wijsheid, huismoeder.” Een God die ook timmermanszoon is (arbeider en ondernemer dus), en Maria die zetel van de wijsheid is (voor alle culturen en wetenschappen van de wereld) maar ook huismoeder: de G.E. zal aan haar roeping trouw zijn, wanneer ze steeds meer datgene zal zijn wat ze nu al is: tegelijk contemplatie en werkplaats, hoge cultuur en alledaagse concreetheid.
Tot weerziens dus in 2031! En hartelijk dank voor deze eerste schitterende twintig jaren.